Wanneer ik in het verkeer bijna aangereden word, dan is de eerste gedachte die door mijn hoofd flitst meestal niet ‘oh nee, ik ga dood’ (dat is pas derde).
Mijn eerste gedachte is:
Shit, ik heb mijn bikinilijn niet gedaan.
Ik kan en mag nu niet aangereden worden,
want ik heb mijn bikinilijn niet gedaan
én HEEL DE WERELD GAAT DIT ONTDEKKEN.
Ik beeld me dan in dat ik met spoed geopereerd ga moeten worden en dat iedereen VAN DE HELE WERELD (of tenminste het hele ziekenhuis) dat gaat zien. En het ergste vind ik daarbij persoonlijk dat ik het dan niet kan uitleggen. Want als ik tenminste nog zou kunnen zeggen: ‘zie het was echt hectisch op het werk. Kennen jullie dat? En ’s avonds hadden wij dus ook allemaal dingen te doen. En ik had vroeger kunnen opstaan, maar ik geraakte echt niet uit mijn bed. Snapt ge?’
Dan…ok.
Maar nu zou ik daar bewusteloos zou liggen. En die dokters zouden mijn kleren openknippen en dan BOEM. En die zouden lachen. En dan zou er een gigantische roddel ontstaan over mijn ontharingsroutine. En ik zou nooit meer kunnen buitenkomen. Punt. Einde van mijn leven.
En dan komt de tweede gedachte:
Ik ga niet alleen aangereden worden. Ik ga sterven.
En het laatste dat mensen over mij gaan onthouden, is iets over mijn schaamhaar.
En dan snap ik pas echt waarom dat dat SCHAAM.HAAR. heet.
– Dit gedachtebraaksel flitst allemaal in 2 à 3 seconden door mijn hoofd, ik kan echt in een razend tempo absurde gedachten op elkaar stapelen, dat is één van mijn kwaliteiten –
en dan komt de derde gedachte:
Fok die bikinilijn, stop met denken over die belachelijke bikinilijn.
GE GAAT STERVEN.
Dat betekent DOOD GAAN.
Waarop mijn gedachten stil staan (eindelijk) en ik mijn leven plots in slow motion beleef. Ik zie mezelf remmen en denken ‘oh nee, ik ga écht dood’. Ik zie hoe de chauffeur mij ook ziet en ik zie hem denken: ‘oh nee, ik ga dat meisje doodrijden’.
En dan is er een zwarte flits.
En dan komt de seconde waarop ik besef dat ik bijna was aangereden, maar dat het uiteindelijk toch niet is gebeurd (logisch, want ik ben deze post aan het schrijven én ik leef nog). Deze seconde is prachtig, als het eerste chipke uit een nieuwe zak (misschien overdrijf ik, maar ik denk het niet).
Alleen. Na die ene schone seconde komen heel veel lastige seconden. Dan kan ik niet stoppen met nadenken over mijn eigen dood. Ik zie mijn lief, mijn zussen en mijn mama en papa allemaal alsof ik dood ben. En dan word ik zo triest omdat ik hen triest zie.
En dan denk ik: ‘Djezus, stop eens na te denken over hoe verdrietig mensen gaan zijn als je doodgaat. Egoïst.’
En ook ‘serieus, meent ge dat ge bijna aan het wenen bent, omwille van uw eigen bijna-dood. Dat is echt triestig.’
En daarna ‘dat zou echt wel het stomste ooit zijn geweest als ik net was gestorven‘.
Hebben jullie dat ook van die gedachten? Of denken jullie nooit na over de dood?
Op Valentijn, Zita. Seriously.
Hij komt nog terug. Maar dan op een iets beter getimed moment. 🙂
ja hoor, heel vaak. En dan moet ik eens schudden met mijn kop en denken “stop met denken dat je dood gaat gaan”. En dat helpt.