Ik stond in de keuken van het vakantiehuisje van onze familie in Frankrijk. Ik was met een woeste gedrevenheid, in te weinig kleren, vliegen aan het doodmeppen (met een verbetenheid die eigenlijk enkel terecht is als je Maria Sharapova bent en in de finale van Wimbeldon tegenover Serena Williams staat) en met dezelfde vliegenmepper de dode vliegen op een lijkenhoopje aan het bijeen schuiven. En plots kon ik niet anders dan mijzelf van een afstand te bekijken en één ding concluderen:
Ik was mijn moeder geworden.
Ik zag het haar nog zo doen, én ik zag er mezelf zelfs schamper op toekijken. En nu stond ik hier dan zelf, meppend en vegend. En meppend en vegend. Met zo’n twintig dode vliegen.
Ik wist natuurlijk al wel dat ik sommige van haar kenmerken had. Toen ik negen of tien was, vond ik een foto van mezelf als kind, een jaar of drie à vier oud, ik had een gestreept jasje aan, ik zat op een kameel. De kameel had een laken over zich gedrapeerd met een Soubry-logo. Ik was totaal verbluft. Hoe had ik kunnen vergeten dat zoiets magisch mij ooit was overkomen? Een ritje op een Soubry-kameel, dat zou ik me toch moeten herinneren. Ik begon me onmiddellijk zorgen te maken dat ik nog allemaal fantastische gebeurtenissen in mijn vroegere leven vergeten was. Misschien was ik WEL al met een vliegtuig ergens naartoe geweest. Misschien had ik WEL al ooit vier ijsjes achter mekaar mogen eten. Misschien had ik wel ooit al gezwommen in een knalblauwe zee, vol vissen. Wat betekende het leven, nu ik nergens meer zeker van kon zijn? Ik liep naar mijn ouders, om ze te vragen hoe zij dit konden verklaren. Bleek het kind op de foto niet ik te zijn maar mijn moeder, ergens begin jaren zestig. Ik had nooit op de Soubry-kameel gezeten.
Ik was teleurgesteld maar ook gerustgesteld.
Om maar te zeggen: er zijn gelijkenissen. Fysiek ben ik het kind dat het meest op onze moeder lijkt. We zijn even groot, gelijkaardig gebouwd, kunnen makkelijk mekaars kleren en schoenen dragen. Lichamelijk heb ik een vrij goed beeld van wat de toekomst brengt, zeg maar. En dat ziet er niet slecht uit trouwens. Als ik me niet laat gaan met de taartjes en de chipkes en dan toch een gezellige, dikke oma word, natuurlijk.
Maar ik dacht nooit dat het mij zou overkomen. Dat het andere mensen zou overkomen, ja, dat kon ik begrijpen. Maar mij toch niet. Want aan mijn moeder zijn veel gekke, rare kantjes die wij met de hele familie liefdevol aanvaarden. Soms, al naargelang mijn eigen humeur, ergeren ze mij, soms moet ik er heel erg om lachen, soms doen ze een massa liefde in mij opborrelen. Maar nooit dacht ik dat ik er zelf zou overnemen. Tot ik daar vliegenlijkjes bijeen stond te vegen. En besefte ‘ik ben mijn moeder geworden of ik ben ze tenminste aan het worden’.
Mama, love you, see ya, (don’t) wanna be ya. <3
Zaaaalig, ik zie het zo voor me grjs aan iedereen
Het is geen mooi zicht, Lieve. Niet mooi.
🙂 Toen laatst aan het vloeken was voor de wasmachine “godver, waarom kun jij je kousen niet uit een bolletje trekken voor je ze in de was gooit!” besefte ik het ook ineens: fuck, mijn ma zei dat vroeger ook altijd. Waarop ik ze prompt met bolletje en al in de machine gooide!
Jaaaa! Ik wil dat altijd tegen mijn lief zeggen, maar ik durf niet, omdat dat eigenlijk mijn moeder is die dan spreekt.