Het begon allemaal vorig jaar in juni. Lorenzo en ik zouden van juni tot november Prins in huis nemen, terwijl Sara en Stan een huis probeerden te bouwen. Remember.
We zijn een jaar verder. En terwijl ik dit schrijf, zit Prins met een ongekende ijver aan mijn nek te likken.
Zijn Sara en Stan nu nog altijd dakloos? Nope, het huis staat er en ze wonen er ondertussen veilig en wel in.
Hoe komt het dan dat Prins daar nu bij u aan uw nek zit te likken?
Over zijn specifieke acties: met name het al dan niet likken aan mijn nek en waarom hij dat doet, heb ik niet echt een antwoord. Buiten misschien dat Prins de kattelijk evenknie van Britney Spears is en héél veel affectie en bevestiging nodig heeft.
Waarom hij nog bij ons woont? Dat is wél een goede vraag. Ik probeer een antwoord te vinden.
We gaan even terug.
De eerste dagen dat Prins bij ons woonde, waren moeilijk en er gingen toen heel veel gedachten door mijn hoofd. Van ‘Dit komt nooit goed’ tot ‘Is het mogelijk om een Kat een stoelgangtrauma te bezorgen?’ tot ‘Heeft die nu onder ons bed gekakt en gaan wij ooit kunnen slapen in die kakageur?’ tot ‘Hoe kunnen we die haaruitval indammen? Is het een optie om hem kaal te scheren? Hoe erg zouden mensen het vinden dat we die kat kaal scheren? Schapen scheert ge toch ook kaal? Niet? Nee, dat kunnen we echt niet doen. Stop met daaraan te denken.’
De enige gedachte die in die dagen niet door mijn hoofd ging was:
Wat als mijn echtgenoot smoorverliefd wordt op Prins en desnoods dagenlang de voordeur wil blokkeren met zijn eigen stevig gebouwde lichaam, gewoon zodat wij Prins nooit meer moeten afgeven?’
Wie denkt daar nu ook aan? Dat is toch héél absurd. Dat is zoals 6 maanden zorgen voor een baby en dan tot de conclusie komen dat je die eigenlijk graag ziet en niet meer wil afgeven. Dat is werkelijk nog nooit iemand overkomen. En dat had echt niemand kunnen zien aankomen.
Ik weet het. Hoe konden we dat nu niet zien aankomen? Dat is zoals in de zee gaan staan en verbaasd zijn dat je nat wordt door een golf.
Hoe dom kan je zijn? Het is niet omdat je een plan hebt: Prins verblijft 6 maanden in een huis met liefhebbende verzorgers en verhuist dan terug naar zijn eigen huis met z’n eigen ouders. Dat het plan ook logisch is. Oftewel. Het is niet omdat je de golven negeert dat de golven er niet zijn. Daar hadden we ons zwaar aan mispakt.
Nu, om het even voor onszelf op te nemen, gedurende lange tijd ging alles volgens plan. Prins paste zich goed aan. Hij was op z’n gemak bij ons. Maar ook niet meer dan dat. Alles wees erop dat hij binnen afzienbare tijd weer zou verhuizen naar Sara en Stan. Maar zoals Goedele Liekens al langer weet, een team (Zita & Lorenzo) is maar zo sterk als zijn zwakste schakel (LORENZO!!). En die hadden we (Zita!!) compleet over het hoofd gezien.
- Zo had er bij mij misschien een belletje moeten afgaan, toen ik in onze voorraad 7 zakken katten-eten van 4 kilo ontdekte.
- Of toen hij begon met Prins op vrijdagavond nat voer te geven, in plaats van de droge brokken die hij altijd kreeg. Omdat en ik quote: ‘Het voor Prins ook weekend is.’ (Ergens klopt dat wel, maar ergens ook echt helemaal niet).
- Of toen Lorenzo zei dat hij niet meer zo graag op vakantie ging omdat we dan Prinske moesten achterlaten. Raar, dacht ik toen nog.
- Of toen hij Prins plots systematisch ‘Ons Prinske’ begon te noemen.
- Of toen we op bezoek bij vrienden met kinderen. En we keken naar een foto van hun gezin op de kast en Lorenzo zei dat we misschien ook zo’n foto moesten maken van ons gezin. En ik hem onbegrijpend aankeek en hij zei doodserieus zei: Awel, van ons mét Prins. (Correctie: er hadden toen tweehonderdduizend alarmbellen moeten afgaan, maar nee hoor, ik lachte, want ik vond dat grappig: ‘Hahaha, Lorrie Porrie, goeie mop’, zei ik toen nog.)
Tot die ene keer dat Lorenzo bij het thuiskomen plots tegen Prins zei: ‘De papa is thuis’. Ik probeerde het toen nog te ontkennen, maar dat is zoals een alcoholieker die op café met een lallende tong tegen Paul Jambers zegt: ‘Ik ben niet verslaafd, ik heb den drank gewoon nodig.’ Het is onontkoombaar.
En niet veel later begon hij ook via Prins boodschappen naar mij door te geven: ‘De mama is wel een kwaaie hé.’
Nog wat later waren Lorenzo en ik aan het babbelen over huilen. Lorenzo, the man, huilt namelijk nooit. Of toch bijna nooit. Niet omdat hij geen emoties heeft, of niet droevig is, tranen komen bij hem gewoon niet zo snel. Ik vroeg wanneer hij wel zou huilen. Zijn antwoord: Als Prinske dood gaat, ga ik wel moeten huilen. Toen wist ik: Houston, we have a problem.
Toen hij een dag later lachend zei: ‘Zelfs als wij ooit uit elkaar willen gaan, dat gaat niet. We moeten samen blijven voor Prinske’, moest ik wel lachen, maar tegelijkertijd keek ik naar hem. En ik zag het plots zo helder: daar zat hij, de zwakste schakel van ons plan, compleet ontmaskerd.
Hij vond het ineens een totaal absurd plan om een paar maanden voor een kat te zorgen en die dan terug te moeten geven. Wie kan zoiets? En wie vraagt nu ook zoiets van anderen? Bovendien had Sara eens laten vallen dat Prinske zo gelukkig was. En dat kon Lorenzo enkel bijtreden (daar waren volgens hem verschillende belangrijke elementen voor: met name dat Prins bij ons veel meer buitenruimte heeft. En Prins is eigenlijk half kat, half tijger, dus die heeft veel ruimte nodig om al zijn energie kwijt te kunnen). En dus kreeg ik de opdracht om aan Sara te vragen: ‘Hoe graag ze Prins terugwilde’. Serieus. Ziet ge het mij al vragen?
(Noot van Sara: ik kom hier duidelijk heel koud, koel en hardvochtig uit.
Noot van Zita op de noot van Sara: Dat is inderdaad zo, maar ik kan aan de lezer bevestigen dat dit niet de realiteit is. Sara is zeer mens- én diervriendelijk. Ze is warm, heet en zwoelhartig.)
Maar ik vroeg het. En Sara en Stan waren zo lief om de vraag serieus te nemen. En om Lorenzo gelijk te geven over héél dat buitenruimte ding. En daarom zit ik hier met een kat die in mijn nek lekt als een wilde zot en een man die praat over onze kat alsof hij onze zoon is. Ooh het leven. Het kan toch verkeren hé?
hilarisch, die familiefoto!