HAAR
Ken je dat, dat je tijdens het knippen nog niet weet of je blij gaat zijn of niet? Op dat moment kan het nog alle kanten uit. Het kan nog of heel lelijk worden of heel mooi. Dus je moet wachten. En vooral nog niet panikeren.
Ik wachtte dus. En wachtte. Dat heb ik intussen geleerd. Wachten tot het moment waarop de kapper oogcontact maakt en samen met jou in de spiegel kijkt. Soms blijven de handen van de kapper een tikje langer liggen in die laatste beweging. Dat moet je het gevoel geven van: “My work is done here. Je mag nu reageren en je bankkaart stilaan bovenhalen.”
Op dat moment keek ik in de spiegel en dacht: nope, dit is euh, nee, niet waar ik voor ging. En tegelijk dacht ik: dit krijg ik wel opgelost. Vijftien jaar geleden en laat ik eerlijk zijn, vijf jaar ook nog, had ik hier gezeten met een krop in mijn keel en een hartslag van 150. Verlamd door wat ik in de spiegel zag. Omdat dat niet overeenkwam met wat er in mijn hoofd zat.
Dan zou ik half huilend thuisgekomen zijn omdat ik niet leek op het prentje van Natalie Imbruglia of Rachel uit Friends (wat is dat, met die jeugdige grootheidswaanzin?*) dat ik had laten zien. Dan zou ik mezelf gewenteld hebben in zelfmedelijden, urenlang. Om daarna NOOIT MEER naar die kapper te gaan.
Nu dacht ik: ik krijg dit opgelost en ik weet al hoe ik het ga doen. Dus ik wandelde buiten, met mijn rare haar en ik was niet in paniek. Ik kwam thuis, ik pakte de eekhoorn op mijn hoofd aan en ik dacht: is dit dan wat ze levenservaring noemen?
(*zie foto: net na kappersbeurt waarbij ik gehoopt had als Natalie Imbruglia buiten te komen. Oh puberSara. I feel for you.)