DE OCHTENDSTOND HEEFT DE MOND
Vroeger kende ik de ochtendstond niet. Ik had wel van horen zeggen dat die bestond, maar buiten twee jaar om 4.30h opstaan, een pijnlijke periode, die ik zoveel mogelijk verdrongen heb, had ik lang weinig ervaring. Ik ben op zich wel een voormiddagmeisje, maar een natuurlijke ochtendpersoon niet echt.
Tot nu. Ik ben zo ochtendlijk als je maar ochtendlijk kan zijn. Zo was ik vanmorgen om 7u32 al op weg naar de krantenwinkel. Het is niet dat ìk het licht gezien heb, maar de kleine mens die ik gemaakt heb en nog steeds in leven hou, heeft een interne wekker die om iets voor zeven afgaat. Mijn lief werkt vaak laat, dus ga ik vaak met de mini naar buiten.
Zoals vanmorgen. Op een zaterdag. Om 7u32. En dat is niet de eerste keer. De mini en ik, wij kennen de ochtendstond. En ik moet eerlijk toegeven, die is zo slecht nog niet.
Want, moet je een geheim weten? Op vroege (zonnige) weekendochtenden zijn alle mensen die je tegenkomt op straat praatgraag. Werkelijk elke levende ziel is aardig en heeft zin in een babbel. Over mijn zoon, het weer, over waarom zij al zo vroeg op zijn (de hond, de leeftijd, de job, that’s pretty much it).
Dus wil ik voor mij en alle vroege weekendochtendvrienden het spreekwoord veranderen. De ochtendstond heeft de mond. Echt waar. Terwijl jij nog in je warme protjesbed ligt te stinken, zijn wij buiten aardige, beleefde en vriendelijke conversaties met elkaar aan het hebben. Verzuring is iets voor de week, in de vroege weekendochtend is iedereen aardig.
En ok, waarschijnlijk, als je elke dag heel vroeg opstaat, dan zal je waarschijnlijk wel veel geld kunnen verdienen, om dat goud in je mond te betalen, maar zover zijn wij nog niet. Wij hebben de mond al. Het is een begin. Toch?