“Wat is het ergste dat er kan gebeuren als je dit (niet goed) doet?”
De eerste keer dat iemand mij dit trucje aanreikte, ontploften mijn hersens.
Toen hadden we deze emoji nog niet, maar ik zweer het, zo zag ik eruit:
Tot op dat moment had ik heel veel dingen niet gedaan. Of had ik dingen heel lang uitgesteld. Had ik mij verlamd gevoeld. Een uitweg gezocht.
Omdat ik bang was iets niet goed te doen, iemand teleur te stellen, mezelf teleur te stellen, iets zo slecht te doen dat de aarde zou schudden van onbehagen en ik bijgevolg als een vampier bij daglicht zou verkruimelen van schaamte. Ik had nog nooit écht doorgedacht wat er zou gebeuren wanneer ik iets niet goed zou doen.
‘Zou je baas je ontslaan?’ Vroeg ze.
‘Zou je lief bij je weggaan?’
Zou je familie je niet meer willen zien?
Allemaal onwaarschijnlijke scenario’s als ik 1 fout zou maken, gaf ik toe.
Sindsdien is het een strohalm die ik heel vaak nodig heb. Want het gevoel is er nog steeds: het gevoel van de schuddende aarde en de verkruimelende vampier. Het gevoel dat ik beter niks doe dan iets niet goed genoeg te doen.
Terwijl mijn hoofd intussen zo goed weet dat het beter is iets slecht te doen en het dan nog eens opnieuw te doen. En nog eens. En nog eens. En de hele tijd te denken: wàt is het ergste dat er kan gebeuren? En aangezien dat nooit ‘sterven’ is of ‘de derde wereldoorlog veroorzaken’ of ‘ebola 2.0 op de mensheid loslaten’ of ‘alle kittens ter wereld in 1 keer doodmaken’ moet ik dingen blijven doen en blijven proberen.
Ademen. Doen. Opnieuw doen. Ademen. Doen. Opnieuw doen.