49 zal voor altijd 7X7 zijn voor mij. Ik kan dat niet losdenken daarvan.
En zeg 7X7 tegen mij en ik zit plots weer in een groot klaslokaal op de eerste verdieping van basisschool Mater Christi in Lint. Bij een lieve juffrouw met zwart haar en een bril, omringd door twintig andere zeven- en achtjarige meisjes. Ik ben een nogal actief kindje met springerig haar, dat graag leest, veel haar handje in de lucht steekt wanneer ze het antwoord weet en ook wel eens per ongeluk tijdens een test het antwoord op een vraagstuk luidop zegt. Ik kan niet goed stilzitten, maar ik wil het wel heel graag. ik wil zo een meisje zijn met steil haar dat goed kan knutselen en met witte kousjes met kanten randjes. (geen van deze wensen is ooit werkelijkheid geworden)
In dat lokaal met de grote ramen aan de linkerkant ontdek ik twee dingen: dat ik goed ben in maaltafels en ook dat dat niet betekent dat mijn zenuwen mij niet compleet kunnen ondermijnen.
Een jaar lang speelden we het maaltafel-spel. Met twee stonden we ter hoogte van de achterste rij banken, de juffrouw riep ‘3X7’ of ‘8X9’: de eerste die juist antwoordde, mocht een stapje vooruit. Ik was goed in maaltafels. Ik won het spel vaak en mocht veel stappen vooruit zetten.
Tot ik ergens bovenaan in de klascompetitie terechtkwam en ik met klamme handjes ging klaarstaan ter hoogte van de laatste rij. Ik merkte dat hoe dichter ik bij de winst kwam, hoe moeilijker het was om de antwoorden, die ik nochtans wist, te roepen. Ik eindigde als tweede van de klas, niet omdat ik de antwoorden niet wist, maar omdat ik, verlamd als ik was, een fractie van een seconde te laat was met ze te roepen.
In plaats van toen te werken aan het overwinnen van mijn zenuwen, ben ik spelletjes met een one-on-one uitkomst beginnen vermijden. Want voor de achtjarige die ik was, leek dat de logische optie. Niet vechten maar vermijden.
Het is nog altijd een dingetje, ik zou nog altijd liever vermijden dan vechten. Terwijl vechten, ko geslagen worden, weer rechtstaan en verderdoen, ik moet eerlijk zijn, wel een interessanter leven oplevert. Dus, als ik het ook maar enigszins kan opbrengen, probeer ik voor het gevecht te gaan. Maar de meeste spelletjes vind ik nog altijd stom. Dat gaat niet meer gefikst worden, denk ik.
*Afbeelding uit desbetreffende periode, zie springerig haar en enorme scrunchie. Ik lijk er wel niet mee in te zitten dat ik als zevenjarige ook een slabbetje draag, dat vind ik dan weer ok, blijkbaar.