Moest ik kunnen, zou ik nu graag 27 jaar teruggaan in de tijd. Vanavond zou ik dan met een kloppend hart mijn schoen zetten, in bed kruipen en dan nog minstens een kwartier heel stil proberen te ademen zodat ik hem misschien zou kunnen horen.
Dan zou Erlin Zita en mij absurd vroeg wakker maken en ons proberen te overtuigen om al naar beneden te gaan. Zita en ik zouden dat heel graag willen, maar we zouden toch nee zeggen, want papa en mama zouden boos zijn, dat wisten we. Dus zou Erlin nog een uur tussen de kamer van onze ouders en onze kamers heen en weer rennen, totaal gespannen en hyper.
Op een bepaald moment zouden mijn ouders dan toch uit hun kamer komen. We zouden naar beneden gaan en met ons drie ‘samen’ (want anders is het niet eerlijk) de deur opendoen. Ons hart zou gelukssprongen maken, want hij zou langsgeweest zijn. Hij zou ons dingen brengen die onze ouders ons NOOIT cadeau zouden doen. We zouden een hele voormiddag zoveel mogen snoepen als we wilden. Het zou, werkelijk, een van de hoogtepunten van het jaar zijn voor mij.
Ik gun mijn zoon dezelfde warme herinneringen, maar tegelijk vind ik het dubbel. Is het liegen? Sinterklaas is toch een raar feest? Wil ik wel een of ander verhaal opvoeren van een oude katholieke dude in een jurk die van kinderen houdt? Ik ben al blij dat we intussen collectief beslist (enfin, het kan nog wel wat collectiever, ik kijk naar u, Joyce De Troch, triestige vrouw) hebben dat Piet wit en vuil is en geen knecht meer. Het is raar. Ik worstel ermee. Want ik gun het hem zo hard, die ochtendelijke verrassing, de magie, dat lichtpunt in het chagrijn van de winter, de opbouw ernaartoe (zonder alle bullshit over braaf zijn, probeert gij maar eens maandenlang de beste versie van uzelf te zijn, good luck). Ik kies twintig keer Sinterklaas boven Kerstmis. Maar toch, is het niet raar?
Ik heb er ook mee geworsteld. Maar het is inderdaad zó mooi, al die verwondering. Inmiddels is de oudste op de hoogte en het scheelt dat hij het ons nooit ‘kwalijk heeft genomen’. Deden wij toch ook niet, bij onze ouders, eens we het wisten? Dus nu voel ik me niet meer schuldig 🙂
Ik heb het wel positief gebracht, niet dat het allemaal oplichting was, wel dat mensen uit het hele land het zo’n lief gebaar vonden dat we afspraken om ook allemaal aan onze kinderen dingen te geven om hen te verrassen enzo.
Nee, dat is waar, ik heb niet echt wrok gekoesterd (alleen tegenover de kinderen die het mij verteld hebben toen ik echt nog veel te jong was, de kleine etters). Het is vooral ook heel schoon dat ouders keihard niet de eer opeisen voor dat zot geluksmoment van hun kinderen. Mooie formulering ook, die van jou, ga ik onthouden. <3
Hoe mooi is het om te geloven in kabouters en feeën….
Ja, helemaal mee eens. Ik vind dat ook zo prachtig, dat geloof. Maar tegelijk vind ik geloof in kabouters en feeën en magische creaturen wel ‘leuker’ dan geloven in een oude katholieke baardmans.
Toen mijn eerste kind net een jaar was, is de Sint niet gekomen. Het kind snapte het toch nog niet.
Ondertussen is hij vijf en kan ik niet anders dan erin meegaan.
Stel je voor dat hij de Sint bij alle kindjes van de klas is langs geweest en niet bij hem.
Mijn wrang gevoel over de commerce eromheen vergeet ik wel als ik de anticipatie op die blije snoet zie.
Dat lijkt mij inderdaad wel de conclusie. De Sint is all over the place. En mijn herinneringen zijn ook zo warm en schoon.