Het lukt mij niet (goed) meer om elke dag te schrijven. Enfin, het zou mij wel lukken, maar dan zou ik er slaap voor moeten opgeven. En in het kader van in januari mezelf zo weinig mogelijk in de weg te leggen (in januari ben ik mijn eigen curlingouder), heb ik beslist dat ik niet moét schrijven als ik geen interessant, leuk, grappig of TOUT COURT ENIG idee heb.
Want, dat weet jij niet natuurlijk, soms kan ik echt als een klein kind een uur nukkig achter mijn laptop zitten en denken: MAAAAAR IK WEEEET NIIIIIIIIKS. En vaak roep ik dat ook naar mijn lief. Die dan suggesties roept. Die soms goed zijn, daar niet van. Maar soms moet ik ook terugroepen: Neeeee, dat past niet bij mij, heb ik al over geschreven, GAAAAT NIEEEET.
Dus heb ik beslist dat ik op die avonden dat ik laat thuis ben, of heel moe, of op het randje van ziek én zonder inspiratie, dat ik dan niet achter mijn laptop moet zitten en moet zoeken naar iets om het over te hebben.
Dus gaan er dagen voorbij zonder schrijven. Omdat ik steeds dezelfde dingen in mijn hoofd heb en ik denk ‘als ik nu schrijf, ga ik alleen maar zeuren en eigenlijk heb ik niks om over te zeuren’. Op die momenten ga ik een boek lezen. Of met mijn lief iets ontspannends kijken. Of, zoals deze week, tot half tien aan de deur van de kamer van ons kind zitten, omdat die plots bang is van ijsberen (onze eigen schuld van hem naar een kindervoorstelling mee te nemen met een iets te imposante ijsbeerpop, wel prachtig hoor). Of koeken bakken.
Het is daarom dus. Dat wilde ik maar even uitleggen. En ik blijf wel terugkomen. Hopelijk ook weer elke dag. Dat zou mooi zijn, ook voor mezelf. Maar ik zie wel. Hoe het komt. En wanneer. (IN DE LENTE, GOK IK)
foto van Matthew Henry via Unsplash